In gesprekken over lopen en trainen wordt me regelmatig de vraag gesteld vanuit welke trainingsmethode ik de trainingen bepaal. Steeds moet ik bekennen dat ik niet vanuit een trainingsmethode denk. Door in een methode te denken, beperk je jezelf. En daarmee dus de ontwikkeling van de pupil. En vooral dat laatste wil ik niet.
Omdat ik iedereen als een uniek individu beschouw, benader ik de trainingsschema’s voor iedereen ook individueel. Steeds doen wat op dat moment het beste lijkt. En vooral ook laten wat op dat moment niets toevoegt of zelfs averechts werkt. Dat ik daarbij niet altijd via de geijkte wegen en algemeen aanvaarde richtlijnen werk, daar wordt regelmatig kritisch, en soms zelfs meewarig, over gedacht.
Uiteraard heb ik wel een aantal principes van waaruit ik de trainingen en schema’s opbouw. Daarbij denk ik vooral vanuit energiesystemen en veel minder vanuit snelheid. Ik heb daarbij de overtuiging (en de ervaring) dat als je de verschillende energiesystemen op de juiste manier traint, de snelheid “vanzelf” ook verbeterd. Snelheid is in dit geval de loopsnelheid en niet de intrinsieke snelheid.
Aangezien ik vooral bezig ben met duurlopers (10km t/m 24 uur) denk ik grofweg in 2 energiesystemen: vetverbranding en glycogeenverbranding. Het zal duidelijk zijn dat hoe langer de afstand of duur is, hoe belangrijker de vetverbranding wordt. Maar ook voor korte afstanden vind ik de vetverbranding essentieel voor een goede prestatie.
Die vetverbranding is ook de belangrijkste reden dat ik graag op hartslag laat trainen en in 5 zones werk. Daarbij hanteer ik de volgende richtlijn: Z1 = 70% van AD, Z2 = 80% van AD, Z3 = 90% van AD, Z4 = AD, Z5=110% van AD. Maar zoals ik alles in een trainingsschema’s een richtlijn vind, zijn ook dit richtlijnen.
Dat ik niet volgens een vaste methode werk, blijkt uit het feit dat iedereen echt een verschillend schema krijgt. Het schema is net zo uniek als de pupil dat ook is. En zelfs per pupil kunnen schema’s in de loop van de tijd flink verschillen omdat op dat moment andere prikkels nodig zijn om de energiesystemen te activeren, of juist rust te geven.